
Een mooie omschrijving van cognitieve gedragstherapie is: “Niet-helpende gedachten leren ombuigen naar helpende gedachten”. Dat omvat echter alleen het cognitieve deel van deze behandelmethode. Het zijn eigenlijk twee therapievormen die samengevoegd zijn: cognitieve therapie van Aaron Beck (1921) en gedragstherapie van Albert Ellis (1913).
Het cognitieve gedeelte van de therapie kijkt naar gedachtenpatronen en of daarbij sprake kan zijn van interpretaties van bepaalde situaties of mensen die niet correct of niet wenselijk zijn. Er wordt dan gesproken over irrationele gedachten. Deze irrationele gedachten kunnen leiden tot disfunctioneel gedrag, oftewel gedrag dat bijdraagt aan de problemen die iemand ondervindt. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel van gedachten en gedrag. Daarom is het stukje gedragstherapie van groot belang voor de effectiviteit van deze therapie.
Irrationele gedachten zorgen voor een verwachtingspatroon dat er iets naars staat te gebeuren, zonder dat er concrete aanwijzingen zijn dat dit ook daadwerkelijk het geval zal zijn. Vaak is dit ontstaan doordat er eenmaal een incident is geweest dat een behoorlijke impact heeft gehad. Dat zorgt voor een verwachtingspatroon dat het incident in die bepaalde situatie opnieuw kan gebeuren. Onbewust zult je dan al handelen uitvoeren om de angst te verminderen, of zelfs bepaalde situaties gaan vermijden. Dit kan een behoorlijke, ongewenste, invloed uitoefenen op je leven en je relaties.
Gebeten door een hond
Een voorbeeld is iemand die als kind is gebeten door een grote hond. Sindsdien ziet hij alle grote honden als een gevaar. Wanneer hij op 30 meter afstand een hond ziet, loopt hij meteen de andere kant op. De gedachte die daaraan vooraf gaat, is ‘die hond zal mij bijten’ en/of ‘dat is een gevaarlijke hond’. Zijn reactie is, zonder er verder over na te denken, om meteen de andere kant op te lopen.
Een groter probleem ontstaat bij de komst van nieuwe buren, die een grote hond hebben. De man zat altijd graag in de tuin. Maar ondanks de hoge schutting tussen de tuinen komt hij niet meer in zijn tuin. Hij vreest dat de hond zo over de schutting kan springen, en vermijd die angst door niet meer alleen buiten te komen. Hij zit wel in de tuin als er iemand anders bij is. Zijn gedachte of beredenering is ‘de ander zal ook goed op de hond letten en mij beschermen als die over de schutting springt’. Deze manier van handelen heet veiligheidsgedrag.
Gedachten toetsen
CGT zorgt ervoor dat deze gedachten en gedragingen doorbroken worden, onder meer door de gedachten te toetsen, te bekijken of ze wel kloppen. Hiervoor kan een G-schema worden gebruikt. Dit houdt het volgende in:
- Gebeurtenis: hiermee wordt de objectieve gebeurtenis bedoeld, beschreven alsof je door een camera kijkt
- Gedachten: hiermee worden de specifieke gedachten bedoeld die je hebt bij die gebeurtenis
- Gevoel/Gedrag: welk gevoel of gedrag is het gevolg van deze gedachten?
Een tweede stap is exposure (blootstelling). Tijdens de CGT-sessies wordt geoefend met blootstelling aan de angsten. Daarbij worden nieuwe gedachten en gedragingen geleerd, die veel efficiënter zijn. Daardoor kunnen sombere en/of angstige gedachten verdwijnen of verminderen.
Ik behandel de volgende psychische problemen met CGT:
- Angststoornissen
- Stemmingsstoornissen
- Burn-out
- Posttraumatische stressstoornis (PTST)